| Bereiding |
Dep de kabeljauwfilet droog met keukenpapier. Giet dan 4 el melk op een bord en wentel de filet erdoor. Leg de filet op een ander bord. Bestrooi de filet met peper en zout. Op dit moment kunnen desgewenst ook andere kruiden naar smaak op de filet gestrooid/gemalen worden.
Lepel de bloem op een zeefje en klop met een lepel tegen het zeefje terwijl je dit hoog voven de filet houdt. Keer de filet om en herhaal voor de andere kant.
Smelt de boter in een pan waarin de filet net past en leg de filet in de pan wanneer de boter/margarine uitgeschuimd is. Bak 4 minuten aan de ene kant, keer om met een grote spatel, en bak daarna 4 minuten aan de andere kant. Beweeg de filet af en toe door de pan heen en weer. De filet mogen donkbruin worden. De kabeljauw is gaar wanneer de delen gemakkelijk van elkaar loslaten, geen bocht (eiwit) meer verliezen en overal egaal wit van kleur zijn.
|